Present Perfect

The present perfect tense in Dutch consists
of an auxiliary verb, hebben or zijn, and a past participle. In a sentence, the auxiliary (the conjugated verb) takes the second position, and the past participle is placed at the end of the sentence.

Marja ¨heeft (conjugated verb) vorig jaar een nieuw huis gekocht (past participle).

The past participle of a regular verb begins with ge- and ends in -t or -d.
A good way to know and remember when a past participle ends in -t is to use the following trick: SoFT KeTCHuP. If the STEM of a verb ends with one of the consonants in this word, you have to add a -t. All the other verbs with ´soft´ consonants have an ending in -d.

Koken (to cook) has a STEM with a K consonant: Ik heb vorige week pasta gekookt.
Rennen (to run) has a STEM with an N, a soft consonant: Ik ben gisteren naar huis gerend.

Notes:
1. The past participle of a verb with an open
syllable doubles the vowel: maken > gemaakt, spelen > gespeeld.
2. Regular verbs with double consonants in the stem drop one in the past participle: zetten (to put) > heeft gezet, passen (to fit) > heeft gepast.
3. The past participle of an irregular verb begins with ge- and ends in -en, and in many cases the stem vowel changes. The best is to learn these past participle forms by heart.
4. It is more common to use the auxiliary hebben over zijn in the present perfect tense. Because the rules are difficult with a lot of exceptions, it´s best to stick to ´learning by doing´.

1. Staken > Heb jij toen ook in Amsterdam gestaakt?
Raken > Ik heb deze bal al zeven keer geraakt.


2. Passen > Jij hebt vroeger op mijn kinderen gepast.
Zakken > Ik ben voor dat examen gezakt.


3. Gaan > Ik ben naar huis gegaan.
Lopen > Ik ben naar husi gelopen.


4. Hebben + kopen > Hij heeft een nieuwe jas gekocht.
Zijn + smelten > Het ijs is vanmorgen gesmolten.
Hebben + zwemmen > Ik heb gisteren gezwommen.

Present Perfect

Hij heeft de hele avond
televisie kijken.

Gelukkig is ze zo gewoon
blijven.

Heb jij de kinderen wel
ophalen?

Hij leek ook niet erg
schrikken te zijn.

Het meisje was als een blok
voor de jongen vallen.

Had ik dat maar eerder
weten.

Wie heeft nu eigenlijk tegen
wie schreeuwen?

Wat is er vorige les
gebeuren?

Ik ben maar naar huis
fietsen.

Ik heb destijds twintig jaar
in dat huis in Zwolle wonen.

Ik heb de meeste documenten
destijds verwijderen.

Ik heb afgelopen nacht maar
drie uren slapen.

Je hebt denk ik niet hard
genoeg op de grond stampen.

Oma heeft de gaten in deze
colbert dicht naaien.

Hij heeft de hele avond
televisie gekeken.

Gelukkig is ze zo gewoon
gebleven.

Heb jij de kinderen wel
opgehaald?

Hij leek ook niet erg
geschrokken te zijn.

Het meisje was als een blok
voor de jongen gevallen.

Had ik dat maar eerder
geweten.

Wie heeft nu eigenlijk tegen
wie geschreeuwd?

Wat is er vorige les
gebeurd?

Ik ben maar naar huis
gefietst.

Ik heb destijds twintig jaar
in dat huis in Zwolle gewoond.

Ik heb de meeste documenten
destijds verwijderd.

Ik heb afgelopen nacht maar
drie uren geslapen.

Je hebt denk ik niet hard
genoeg op de grond gestampt.

Oma heeft de gaten in deze
colbert dicht genaaid.

Present Perfect

Verbs in Past tense

Download for Free
Integrity

We believe that honesty and integrity are rewarded over the long run.

Passion

Our collaborators and we have a great passion for what we do.

Customer Focus

The customer is at the center of all we do.

Start learning now.

Together with LENGO you can master any language. Get our app now and get started right away.

Lose yourself in numerous categories.

Download
Lengo packs
Lengo languages

Become a creator.

We offer various ways you can become a part of LENGO. Find out how you can collaborate with us to improve how people learn languages around the world.

Learn More